Er wordt door andere belangrijke partijen (gemeenten/VNG, Tweede Kamer) vooral naar bewindvoerders gekeken vanuit drie op elkaar aansluitende en elkaar versterkende perspectieven:
- Financieel volkomen buiten de grenzen getreden
- Bewindvoerders zijn vooral financieel gedreven
- Bewindvoerders leveren niet de kwaliteit die van hen verwacht mag worden
De inzet daarbij gaat richting het terugdringen van de rol van bewindvoerders bij schuldhulpverlening en beperking van de termijnen. Het beeld is dat gemeenten, en in het verlengde daarvan schuldhulpverleningsorganisaties, het veel beter kunnen doen en dat er in een groot aantal gevallen minder kostbare voorzieningen zoals budgetbeheer en begeleiding door vrijwilligers kunnen worden ingezet.
Ook hier is het zo dat, ondanks dat gemeenten en schuldhulpverleningsorganisaties op het terrein van schuldhulpverlening in grote mate niet presteren zoals van hen mag worden verwacht, er bij de genoemde spelers een positief beeld aanwezig is. Sterker nog, er zijn voor het tackelen van de schuldenproblematiek de afgelopen jaren steeds extra financiële middelen naar gemeenten gegaan terwijl de prestaties daar ver bij achterbleven. En dat terwijl de regels van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) door gemeenten aan de welbekende laars werden en worden gelapt.
De zieke Nederlandse overheid – de eigen regels overtreden, toestaan dat branches zoals bij mestwetgeving de normen vergaand overschrijden, de lak aan de burgers in de toeslagenaffaire – beloont zichzelf. Pervers. Een grote mond over landen als Griekenland en Italië. Nederland is langzamerhand het slechtste jongetje van de klas. Maar we hebben er als branche mee te dealen.
Niettegenstaande dat de beeldvorming met betrekking tot bewindvoerders grotendeels onterecht is, valt daar niet tegen op te boksen. Voor pakweg de komende tien jaar is dat een mission impossible.
En roepen dat we juist leveren wat wettelijk van ons wordt verwacht en dat we daarbij ook nog eens onderbetaald worden, is een afgezaagd liedje; bij een beleidssongfestival levert dat zero points op.
Dat maakt dat er mijns inziens geen andere weg is dan ons te bezinnen op onze rol. En daar is ook zeker inhoudelijk alle aanleiding toe.
Naar een maatschappelijker bewindvoering
Bewindvoering is een activiteit binnen het sociale domein. Het vertrekpunt is het beheer van de financiën, maar ook niet meer dan dat. Dienstverlening behoort de klant tot uitgangspunt te nemen, consequent en volhardend. Dat brengt met zich mee dat een bewindvoerder de samenwerking met andere dienstverleners (zoals maatschappelijk werk, gezondheidszorg, schuldhulpverleners, verslavingszorg, jeugdzorg, Wsnp-bewindvoerders) al even consequent moet zoeken. Waar nodig en nog niet aanwezig, zelf het initiatief daartoe nemen.
Zo nodig zelf een tijd een deel van de andere zorg voor je rekening nemen. En ook in een veel groter aantal gevallen dan tot nu toe, zelf een schuldhulpverleningstraject gaan opzetten en uitvoeren. Oftewel, manifesteer je en hou dat tijdens de gehele looptijd van de bewindvoering vol.
‘Niet mijn taak, word ik niet voor betaald, is kiezen voor je uiteindelijke ondergang’. Speel je maatschappelijke rol, daarin ligt je overlevingsstrategie. Is er slechts beheer nodig en is hetgeen verder nodig is goed ondergebracht, dan zou ook een administratiekantoor dat beheer kunnen gaan verzorgen. En behoeft bewindvoering niet meer te worden ingezet.
Voorlopig, en daar ligt de crux, is het totaal onbespreekbaar om fors meer uren voor deze geactualiseerde vorm van bewindvoering te gaan krijgen. Wil de branche overleven, dan is echter kiezen voor een meer maatschappelijke versie van bewindvoering onvermijdelijk.
Misschien moeten we wel accepteren dat het bedrijfsmodel van grotere commerciële partijen hier niet meer in past. Met medewerkers achter de telefoon, oortje in en maar tikken op die pc en turen naar het beeldscherm. Tenzij, jawel, als administratiekantoor….
Ik sprak recent nog een bewindvoerder die aangaf dat zijn dienstverlening begon met tenminste twee huisbezoeken. Absolute noodzaak voor een goede dienstverlening, vond hij. Kijken hoe iemand woont en leeft en welke problemen er nog meer zijn en misschien nog moeten worden aangepakt.
Past niet in het bedrijfsmodel van velen. Maar bittere noodzaak!
Eind van dit jaar zwaai ik af, na acht mooie en vooral interessante jaren bij VeWeVe en Horus. Na lezen van het bovenstaande, gelukkig maar – volgens sommigen. Maar jullie kunnen er zeker van zijn dat ik de branche kritisch zal blijven volgen.
Tot Horus!
Sjon Reimink, vicevoorzitter
Deze blog verscheen eerder in de nieuwsbrief van Horus