Koffiepauze tijdens het congres. Een lid kwam op mij af. Complimenteerde mij, maar gaf ook aan mijn speech te somber te vinden. Ik gaf terug dat er inderdaad nog steeds bewindvoerders en mentoren zijn die een aardige boterham verdienen. Of vinden dat ze dat doen.
Ik gaf ook aan niet voor niets het congres te zijn begonnen met geluid van stortregen en onweer. Het is guur buiten, voor onze branche. Ik weet dat er onder onze leden ook leden zijn die nog een à twee jaar door kunnen, maar dan zijn de reserves op. Maar veel schrijnender vind ik dat we het in onze branche normaal vinden om Erg Belangrijk Werk te doen voor een appel en een ei. Want dat is wat wij – jullie – dagelijks doen voor honderdduizenden kwetsbare mensen: Erg Belangrijk Werk. Of je mentor bent, bewindvoerder, curator of inkomensbeheerder: je staat voor en achter je cliënt. Behoedt deze voor valkuilen. Helpt vooruit. Ondersteunt diegene die het nodig heeft.
Natuurlijk weet ik dat als je slim stuurt in je portefeuille, als je vooral ‘lichtere’ cliënten bijstaat, je het wellicht makkelijker hebt dan je collega die vooral veel ‘zwaardere’ cliënten bijstaat. Dat maakt uit. En daar valt dus ook veel over te zeggen – ik denk dat menigeen er ook verstandig aan doet om kritisch te blijven kijken naar de eigen cliëntenpopulatie.
Maar daarin zit niet de panacee voor alle problemen. Er zijn nou eenmaal ook ‘zware’ cliënten – die hebben onze hulp ook nodig. Wat er mijns inziens nodig is, is een lager aantal cliënten per fulltime bewindvoerder of mentor. En duidelijkere afspraken over wat nou kwaliteit is.
Terug naar het congres. Want volgens mij zei ik ook wat ik allemaal niet normaal vind. Zo vind ik het niet normaal dát we het normaal zijn gaan vinden in onze branche dat pensioenopbouw iets exotisch is. Of een salaris gelijk aan hetgeen bijvoorbeeld gemeenten kunnen betalen. En dat kosten voor opleiding en training gewoon te dragen is. Dát moet allemaal gerepareerd worden in nieuwe beloningsafspraken.
Zon breekt echter nog niet door de donkere wolken. Vandaag, tijdens het schrijven van deze tekst, letterlijk niet, maar ook nog niet als ik in gesprek ben met de departementen. Maar betekent dit dat ik zonder hoop ben? Dat ook niet. Ik merk dat er nu wel nagedacht wordt. Over een quick fix voor de kortere termijn en een oplossing voor de langere termijn. Voor mij nog te onzeker om nu al te spreken van zonneschijn, maar tegen het hierboven genoemde lid en tegen jullie allen: ik heb goede moed dat beter weer in aantocht is voor onze branche. Misschien nu nog niet te zien op de weerkaarten, maar de langere termijnperspectieven moeten wel positief zijn. Sterk staaltje wensdenken wellicht, maar soms is dat fijn houvast.
Ik wens jullie het allerbeste.
Deze blog verscheen eerder in de nieuwsbrief van Horus