Op 14 april 2023 deed de Hoge Raad uitspraak over de btw-plicht. Daarna, op 19 april 2023, volgden er beleidsbesluiten van de Staatssecretaris van Financiën. Horus sprak met het ministerie van Financiën over deze btw-kwestie en het werd duidelijk dat werkzaamheden zoals bewindvoering, mentorschap, curatele, schuldhulpverlening en budgetbeheer vrijgesteld zijn van btw. Maar heb je een winstbeogende onderneming dan moet je volgens de wet btw rekenen. Organisaties zonder winstoogmerk (waaronder stichtingen die dus de eventuele winst gebruiken ter verbetering van de dienstverlening) zijn verplicht vrijgesteld van btw.
Een lid van Horus won advies in bij zijn fiscalist over de kwestie. De informatie die dit lid kreeg, willen we graag delen.
De casus
In deze casus verricht dit lid met zijn entiteiten diensten aan derden waarvoor hij omzetbelasting in rekening brengt. De verrichte diensten zijn onder andere schuldhulpverlening, financieel mentorschap en bewindvoering.
Wat zijn de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad en het daaropvolgende beleidsbesluit voor dit lid?
Wetsystematiek
De onderneming van dit lid is een winst-beogende onderneming voor de vennootschapsbelasting. Deze winstbeoging werkt ook door voor de omzetbelasting. Als een persoon of instelling winst beoogt, is er in beginsel sprake van ondernemerschap voor de omzetbelasting.
Het begrip ‘beogen’ is geen vaste definitie en wat hieronder verstaan wordt, moet nog verder worden uitgekristalliseerd door onder andere de jurisprudentie.
Voor bepaalde lichamen is door de wetgever een vrijstelling voor de omzetbelasting in het leven geroepen. Deze btw-vrijstelling is geregeld in artikel 11 Wet Omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Voor het lid in deze casus is artikel 11, lid 1, sub f Wet OB van belang. In dit artikellid worden drie voorwaarden gesteld:
- De als vrijgesteld aangewezen leveringen en diensten zijn van sociale of culturele aard;
- De onder de vrijstelling vallende instellingen mogen geen winst beogen;
- De vrijstelling mag niet leiden tot een ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen.
In artikel 11 Wet OB wordt voor de verdere uitwerking weer verwezen naar art. 7 Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting die weer verwijst naar Bijlage B van het uitvoeringsbesluit. In Bijlage B wordt geregeld wat er moet worden verstaan onder diensten van sociale en culturele aard. Lid 33 van bijlage B bepaalt dat instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening kwalificeren als instellingen die vallen onder de vrijstelling voor de omzetbelasting.
Bijlage B beschikt daarnaast over een ‘algemene aantekening’. In deze aantekening is bepaald dat een aantal diensten niet worden aangemerkt als diensten die vallen onder de vrijgestelde sociale of culturele diensten. Hierbij wordt onder andere lid 33 genoemd; de schuldhulpverlening. Deze diensten kunnen volgens de aantekening buiten de vrijstelling vallen als er niet systematisch winst wordt beoogd en indien er wel winst wordt gemaakt deze winst wordt aangewend voor de instandhouding of verbetering van de diensten die worden verleend. Bijlage B stelt dus de tweede voorwaarde van art. 11, lid 1, sub f Wet OB buiten werking.
Uitspraak Hoge Raad op 14 april 2023
Op 14 april 2023 deed de Hoge Raad een opvallende uitspraak. In deze uitspraak oordeelde de Hoge Raad dat de door belastingplichtige verrichte schuldhulpverleningsdiensten niet waren vrijgesteld van omzetbelasting. De belastingplichtige was een eenmanszaak die diensten verrichtte op het gebied van budgetbeheer, -begeleiding en -advisering. Belanghebbende meende dat hij btw-vrijgestelde diensten verricht o.g.v. artikel 11, lid 1, sub f Wet OB.
Maar de Hoge Raad oordeelde dat er, onder andere vanwege het feit dat de diensten vanuit een eenmanszaak werden verricht, een winstoogmerk bestond. Vanwege het winstoogmerk zijn de diensten van belanghebbende hierom belast met omzetbelasting.
De Hoge Raad gaat bij haar uitspraak ook in op de Bijlage B van het Uitvoeringsbesluit. Winstbeogende aanbieders kunnen volgens de Hoge Raad geen vertrouwen ontlenen uit het Uitvoeringsbesluit, omdat de opsteller van het Uitvoeringsbesluit geen bevoegdheid had om een uitzondering te regelen. Een Uitvoeringsbesluit is een uitlating van een lagere wetgever en niet van een bestuursorgaan, waardoor belastingplichtigen hier geen beroep op kunnen doen. Bijlage B is hierdoor onverbindend en moet volgens de Hoge Raad hierdoor buiten toepassing blijven.
Het gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad was dat Bijlage B van het uitvoeringsbesluit geen rechtskracht meer had. Hierdoor waren veel genoemde instellingen die eerst onder de btw-vrijstelling vielen nu ineens niet meer vrijgesteld voor de omzetbelasting. Instellingen die een beroep deden op de uitzondering uit de algemene aantekening om niet onder de vrijstelling te kunnen vallen, zouden nu mogelijk wel juist vrijgesteld worden door het vervallen van Bijlage B.
Beleidsbesluit van 19 april 2023
Op 19 april 2023 heeft het ministerie van Financiën een nieuw beleidsbesluit genomen als reactie op de hierboven genoemde uitspraak van de Hoge Raad. In dit besluit bekrachtigt de staatssecretaris het Uitvoeringsbesluit en Bijlage B, waardoor de hoogste wetgever(bestuursorgaan) nu wel schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij het Uitvoeringsbesluit van toepassing verklaren en dat belastingplichtigen hier een beroep op kunnen doen. Door het besluit wordt vastgelegd dat de uitzondering voor winstbeogende instellingen vooralsnog gehandhaafd blijft en Bijlage B dus nog steeds blijft bestaan. De wetgever gaat in de tussentijd werken aan nieuwe wetgeving die verduidelijking moet geven. Ook bevestigt het besluit dat op situaties uit het verleden niet wordt teruggekomen.
Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat de Europese btw-richtlijn de lidstaten de mogelijkheid biedt om winstbeogende instellingen te laten delen in de vrijstelling voor diensten en leveringen die samenhangen met maatschappelijk werk en sociale zekerheid. Hierop was artikel 11 Wet OB al gebaseerd, maar dit zal dus nog door de Nederlandse wetgever beter vastgelegd moeten worden.
Gevolgen
De gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad zijn door het beleidsbesluit voor het grootste gedeelte opgevangen. De Bijlage B blijft gehandhaafd waardoor de winstbeogende instellingen nog steeds uitgezonderd kunnen worden van de btw-vrijstelling.
De onderneming in deze casus kan naar de mening van de fiscalist nog steeds haar diensten verzorgen inclusief omzetbelasting als deze reeds al met omzetbelasting waren belast. Uit eerder overleg tussen dit lid en zijn fiscalist kwam naar voren dat de onderneming haar opbrengsten wil gebruiken voor het verzorgen en verbeteren van haar diensten. Hierdoor zou de onderneming nog steeds voldoen aan de uitzondering die is genoemd in de algemene aantekening van het Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting. Als Bijlage B geen werking meer zou hebben, zou de vraag ook kunnen zijn of er wel voldaan wordt aan de hoofdregel van artikel 11, lid 1, sub f Wet OB. Voor toepassing van de vrijstelling mag de instelling geen winst beogen en ook niet concurrentie verstorend haar diensten verrichten. Er zou onder omstandigheden een beroep kunnen worden gedaan op de standaardbepaling van art. 11 Wet OB om buiten de btw-vrijstelling te blijven.
Op verschillende websites worden er echter wel tegenstrijdige verhalen gepubliceerd of de diensten nu wel of niet verplicht met btw zijn belast. Naar de mening van de fiscalist blijft door het bestaan van de huidige bepaling dat wanneer een onderneming winstbeogend is, er alsnog geen vrijstelling voor de omzetbelasting van toepassing is. De onderneming kan daarom btw-belaste diensten blijven verrichten.
Wel blijft het van belang dat wanneer er diensten worden verricht waarop geen omzetbelasting in rekening wordt gebracht na te gaan of er vergelijkbare ondernemingen of vennootschappen zijn die wel omzetbelasting in rekening brengen voor dezelfde diensten. Als een groot gedeelte van de dienstverleners winstbeogende marktdeelnemers zijn, moet getoetst worden of men niet in concurrentie treedt en daarom dus wel omzetbelasting moet rekenen voor haar diensten.
Conclusie
Volgens de fiscalist kan dit lid naar aanleiding van het recente beleidsbesluit nog steeds met een beroep op Bijlage B van het Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting btw-belaste diensten verrichten aan derden.
Belangrijk is ook dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat er sowieso niet wordt teruggekomen op situaties uit het verleden en dat er daarom geen naheffingsaanslagen over eerdere jaren (maximaal vijf jaren) worden opgelegd vanwege mogelijke onjuiste aangiften omzetbelasting. De toekomstige wetgeving en jurisprudentie zal echter in de gaten moeten worden gehouden om te bepalen of de uitzondering zoals die nu nog steeds geldt voor winstbeogende ondernemingen, blijft bestaan in zijn huidige of aangepaste vorm. De fiscalist verwachten dat de wetgever opvolging geeft aan het eerder genoemde besluit.