Elvira Kattestaart, bestuurder van LC Bewindvoering, vertelt over het ‘avontuur’ van haar kleine kantoor tegen de grote Rabobank.
Wat was de aanleiding om met de procedure tegen de Rabobank te starten?
Elvira: ‘LC Bewindvoering bestaat sinds 2018. Onze cliënten staan voornamelijk onder bewind vanwege de b-grond: naast financiële problemen hebben ze ook doorgaans een ‘turbulent’ financieel verleden. Voor deze groep is het lastig om zelf te bankieren, maar dat wij als bewindvoerder dit ook niet voor hen konden, dat leek ons onwaarschijnlijk. Toch lopen wij hier al vanaf de start van het bedrijf tegenaan: voor elke cliënt kost het veel tijd en energie om bij de Rabobank (de bank waar wij een zakelijke overeenkomst mee hebben gesloten) rekeningen te openen. Vaak lukt het om uiteindelijk wel een beheerrekening te openen, maar krijgt een cliënt geen leefgeldrekening.
Als een cliënt geen leefgeldrekening heeft, moeten wij de cliënt het leefgeld wekelijks contant overhandigen. Dit is een zeer ongewenste situatie, omdat dit wekelijks een ‘extra’ contactmoment betekent, hetgeen gepaard gaat met de nodige uren. Toen de coronamaatregelen kwamen, werd het een nog groter probleem. We moesten immers zoveel mogelijk op afstand werken en cliënten mochten eigenlijk niet op kantoor komen. Natuurlijk is dit wel door de vingers te zien, maar alleen over contant geld beschikken, levert in coronatijd al de nodige problemen op. Want hoe kun je online bestellen en betalen? En in steeds meer winkels werd pinnen de norm; contant geld wilde niet iedereen meer aannemen.
Voor steeds meer cliënten konden we geen leefgeldrekening openen. Voor een enkele cliënt mochten we beide rekeningen niet openen, dus zelfs geen beheerrekening. En dat is een probleem, want dan kan je het geld van je cliënt op geen enkele wijze beheren.
We konden zo niet langer ons werk goed doen en dus was het tijd om te praten met de Rabobank.’
Hoe ging het contact met de Rabobank over deze kwestie?
‘Het was maart 2020 toen we de Rabobank voor het eerst aanschreven. Daarop kwam geen (inhoudelijke) reactie. Vervolgens stuurden we een dagvaarding, maar op de rolzitting liet Rabobank verstek gaan. Dat wilden we natuurlijk niet: we wilden immers het gesprek op een meer juridisch niveau kunnen voeren. Uiteindelijk lukte het ons om telefonisch contact met de juristen en advocaten van de Rabobank te krijgen.
We hebben daarna lang gepraat en getracht de Rabobank in te laten zien dat twee rekeningen, beheer- en leefgeldrekening, noodzakelijk is om ons werk naar behoren te kunnen uitoefenen. Zij erkenden onze behoefte voor twee rekenen, maar het Convenant Basisbankrekening bleef een heikel punt voor de Rabobank. Voor alle banken. Als de Rabobank onze cliënten (met hun achtergrond) aanneemt, is de Rabobank de ‘laatste’ bank en zit zij met deze groep ‘opgescheept’ in de verdere toekomst, ook na bewind. De cliënten verspreiden zich hierdoor niet langer over andere banken, althans dat was de vrees van de Rabobank, terwijl dat juist de bedoeling is van het convenant.
Toen ze dat zeiden, besloten wij dat we buiten het convenant om moesten kijken wat mogelijk is. Na grondige bestudering van het convenant viel ons op dat het convenant in 2014 is afgesloten met banken en partners. Maar in 2014 zijn pas de zogenaamde a- en b-grond in de wet opgenomen. Deze partijen hadden op het moment van sluiten van het convenant nooit kunnen voorspellen wat de groep onderbewindgestelden op grond van de b-grond voor ons als bewindvoerders zou betekenen. Wij namen daarom het standpunt in dat je deze groep, inmiddels voorzien van wettelijke financiële vertegenwoordiging, niet kan scharen onder het convenant.’
Wat vond Rabobank van deze redenering?
‘Rabobank wilde meedenken, maar er was veel angst voor veiligheidsrisico’s. Ze wilde er niet in meegaan zolang deze redenering niet zwart op wit zou staan. Rabobank begreep dat dit een principieel punt betrof en wij besloten daarom dat wij verder moesten procederen. En zo kwamen we in de rechtszaal terecht.’
Wat waren de risico’s van het aanspannen van deze zaak?
‘Tijd is een risico: alle tijd die we hierin hebben gestoken, krijgen we niet terug. En omdat we procedeerden als kantoor en niet namens een cliënt, kregen we voor deze uren ook geen vergoeding.
Natuurlijk is geld ook een risico: zouden we verliezen, dan moesten we de kosten van de procedure dragen. Gelukkig was de Rabobank coulant: als grote partij begrepen zij dat zij financieel sterker stonden en dus spraken we – op voorhand - af dat ieder de eigen proceskosten zou dragen.’