“Ik zou soms willen dat het Malieveld volstroomt met boze bewindvoerders. Maar ik weet dat dat niet gaat gebeuren omdat onze leden iedere dag met het snot voor hun ogen bezig zijn om hun cliënten te helpen.” Dat zei Gert Boeve namens NBBI en Horus tijdens een rondetafelgesprek over bewindvoering in de Tweede Kamer op donderdag 21 maart jongstleden. Aanleiding voor het gesprek met o.a. bewindvoerders, gemeenten, onderzoekers, de rechtspraak en ervaringsdeskundigen was de Initiatiefnota van voormalig D66-Kamerlid Hülya Kat.
Horus-voorzitter Gert Boeve herhaalde in de Kamer zijn oproep aan de politiek om de financiering voor bewindvoering op orde te krijgen. De tarieven zijn al meer dan tien jaar bevroren terwijl de kosten en complexiteit van dossiers zijn toegenomen. De enige knop waar bewindvoerders nog aan kunnen draaien, is het aantal dossiers. Maar naarmate de stapels hoger worden, komt er steeds minder ruimte om persoonlijke aandacht aan cliënten te besteden, terwijl dat juist in de Initiatiefnota wordt bepleit. Boeve: “Oud-Kamerlid Kat schrijft dat een bewindvoerder eigenlijk niet meer dan veertig cliënten zou moeten hebben. De praktijk is dat zij er soms wel meer dan tachtig hebben om zo het hoofd boven water te kunnen houden.”
Profiel
Naast de financiering sprak Boeve ook over kwaliteit, toezicht en samenwerking, de centrale thema’s die in de Initiatiefnota naar voren komen. Om een goed beeld te kunnen krijgen van de kwaliteit moet je wel helder hebben wat nu eigenlijk de taken van een bewindvoerder zijn en wat van haar of hem verwacht mag worden, aldus Boeve. Ook twee onderzoekers van de Hogeschool Utrecht gaven aan dat dit helemaal niet zo evident is. Gaat het nu om een strikt financieel-technische functie of zouden bewindvoerders ook bij moeten dragen aan bredere ondersteuning zoals het bevorderen van de zelfredzaamheid? Alleen door een eenduidig profiel kan bepaald worden hoeveel uren een bewindvoerder nodig heeft, welke competenties daar bij horen en wat dit vraagt van opleiding en bijscholing, aldus senior onderzoeker Gercoline van Beek van de Utrechtse Hogeschool.
Pinautomaat
Een belangrijk thema tijdens het rondetafelgesprek was de rolverdeling tussen gemeenten, bewindvoerders en de rechtbank. Peter Heijkoop, wethouder in Dordrecht en voorzitter van de VNG-werkgroep Participatie, Schuldhulpverlening en Integratie, zou graag zien dat de gemeente meer te zeggen heeft over de inzet van een bewindvoerder en zaken als de doorstroming naar schuldhulpverlening. Marjolein Smith, directeur van Humanitas Inkomensbeheer en bestuurslid van de NVVK, wees erop dat in haar praktijk bewindvoering pas aan de orde komt wanneer andere wegen, zoals gemeentelijke schuldhulpverlening, zijn afgesloten. Smith noemde beschermingsbewind daarom onmisbaar om te voorkomen dat mensen tussen de wal en het schip vallen. Smith zag wel mogelijkheden voor betere communicatie tussen gemeenten en bewindvoerders en waar mogelijk ook samenwerking. Steeds vaker worden daarover goede afspraken gemaakt in de convenanten die gemeenten en bewindvoerders met elkaar afsluiten.
Crediteuren
Volgens raadsheer Marten van Vugt, adviseur voor de Raad voor de Rechtspraak, is het ook nog maar de vraag of het verschuiven van de regierol van de rechtbank naar de gemeente nu wel zo verstandig is. “Gemeenten zijn vaak de grootste crediteuren van mensen met schuldproblemen. Als gemeentelijk bewindvoerder moet je wel stevig in je schoenen staan wanneer er een conflict met een andere afdeling van de gemeente komt. Dan moet je echt een andere positie in nemen. Een commerciële bewindvoerder heeft van nature meer afstand.” Ook twee onderzoekers van de Hogeschool Utrecht benadrukten dat bewindvoerders een belangrijke schakel zijn in de keten van hulpverlening en ondersteuning van mensen in kwetsbare situaties. “Als de keten niet werkt, komen mensen in de verdrukking”, aldus onderzoeker Vivian den Hartogh.